Bedrijfstakpensioenfondsen en een vrije beleggingskeuze
Eerder schreef ik een artikel over de desinteresse van tien verplicht gestelde pensioenfondsen op het gebied van dierenwelzijn. Het nieuwe pensioenstelsel maakt het voor bedrijfstakpensioenfondsen mogelijk (gewezen) deelnemers een vrije beleggingskeuze te bieden. Interessant voor degenen die verantwoord willen beleggen. Hoe dit in zijn werk gaat en wat er nog moet veranderen wordt in dit artikel besproken.
Tot de pensioentransitie bestaan er drie pensioenkarakters:
- uitkeringsovereenkomst (middelloonregeling of een inmiddels zeldzame eindloonregeling);
- kapitaalovereenkomst; en
- premieovereenkomst.
De naam verklapt de belofte. Een uitkeringsovereenkomst belooft een uitkering, een pensioen. Een kapitaalovereenkomst een kapitaal en een premieovereenkomst een premie. In het nieuwe pensioenstelsel kan er alleen nog een premieovereenkomst tussen werkgever en werknemer worden overeengekomen. De premie-inleg en beleggingsresultaten resulteren in een pensioenkapitaal. Met het pensioenkapitaal wordt een pensioen gekocht. De hoogte van het pensioen is afhankelijk van de omvang van het pensioenkapitaal, de rentestand en levensverwachting. Daarnaast heeft het type premieovereenkomst invloed.
Vanaf de pensioentransitie
De premieovereenkomst is na de inwerkingtreding van het nieuwe pensioenstelstel in drie smaken verkrijgbaar:
- solidaire premieovereenkomst;
- flexibele premieovereenkomst; en
- premie-uitkeringsovereenkomst.
De eerste twee verschijningsvormen zijn voor dit artikel van belang.
Bij ‘het nieuwe contract’ (inmiddels ‘solidaire premieovereenkomst’ genoemd) is er sprake van één collectief beleggingsbeleid voor in ieder geval de overrendementen voor alle deelnemers, slapers en gepensioneerden. Op basis van vooraf vastgestelde toedelingsregels vindt de verdeling van de financiële resultaten plaats. De solidaire premieovereenkomst is naar verwachting de smaak van veel bedrijfstakpensioenfondsen. Solidariteit vergroot de kans op het behoud op de verplichtstelling. Zo is in ieder geval de gedachte. Meer over de verplichtstelling is te lezen in het artikel ‘Verplichtstelling pensioenfonds‘.
De flexibele premieovereenkomst kan meer vrije beleggingskeuzes bieden. Het beleggingsbeleid wordt standaard op basis van lifecycles vormgegeven. Bij een lifecycle belegging wordt er tijdens de jonge jaren risicovoller belegd dan tijdens de latere jaren. Afwijken van deze standaard kan mogelijk worden gemaakt.
Vrijheid in gebondenheid
Ook verplicht gestelde pensioenfondsen kunnen kiezen voor de flexibele premieovereenkomst. Dat maakt meer beleggingsvrijheid mogelijk met behoud van de verplichtstelling als er voldoende solidaire elementen overblijven. Dat kan door:
- de risicodeling niet te veel beperken;
- het toevoegen van de risicodelingsreserve. Een risicodelingsreserve maakt intergenerationele risicodeling, het dempen van schommelingen in pensioenuitkomsten en het delen van niet-verhandelbare risico’s (zoals het macro-langlevenrisico) mogelijk;
- vrij beleggen tijdens de opbouwfase mogelijk maken;
- een pensioenuitvoerder die een vrije beleggingskeuze aanbiedt en dat er daadwerkelijk wat te kiezen valt zoals duurzamere fondsen;
- rekening te houden met de zorgplicht (art. 52 Pensioenwet). De consequenties staan in de paragraaf ‘Ken-Uw-Klant-Principe’; en
- aanpassing van art. 7 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds. Zie ook daarvoor de paragraaf ‘Ken-uw-klant-principe’.
Overname verantwoordelijkheid beleggingen
Als de deelnemer de verantwoordelijkheid voor de beleggingen tijdens de opbouwfase kan overnemen brengt dit een zorgplicht voor de pensioenuitvoerder met zich mee. De zorgplicht van de pensioenuitvoerder houdt onder andere in dat de pensioenuitvoerder de (gewezen) deelnemer adviseert over de spreiding van de beleggingen ‘in relatie tot de duur van de periode tot pensioendatum, waarbij het beleggingsrisico kleiner wordt naarmate de pensioendatum nadert’ (art 52 lid 3 PW).
Hoeveel vrijheid zal het pensioenfonds de deelnemer geven én mag een pensioenfonds wel adviseren?
De deelnemer mag van een advies afwijken. Echter het is niet onaannemelijk dat de pensioenuitvoerder de controle houdt door het palet aan vrije beleggingen zo in te richten dat slechts een beperkte afwijking van het advies mogelijk is (zie de bovenstaande vierde bullet).
Ken-uw-klant-principe
Een pensioenuitvoerder die een vrije beleggingskeuze mogelijk maakt moet informatie inwinnen over de financiële positie, kennis, ervaring, doelstellingen en risicobereidheid van de deelnemer of gewezen deelnemer. Het zogenoemde ‘ken-uw-klant-principe’. Daarna moet hij de (gewezen) deelnemer adviseren.
Met advies wordt in dit wetsartikel niet een productgerelateerd (zogenoemd Wft-advies) bedoeld. Zolang het volgens de memorie van toelichting maar blijft over keuzes die voortvloeien uit de pensioenregeling zelf of de pensioenregelgeving. Meer over informatie, advies in het artikel ‘Keuzebegeleiding‘.
Past het niet-productgerelateerd adviseren binnen de Wet BPF 2000?
Voor een niet-productgerelateerd advies is misschien wel meer nodig dan art. 7 van de huidige Wet voor verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfondsen toestaat. Afhankelijk van het adviesniveau moet deze wet misschien worden aangepast.
Conclusie
Veel werk maar niet onoverkomelijk. Het kan voor maatwerk zorgen. De verplichtstelling met al haar goede eigenschappen kan in stand blijven, ook als deelnemers zich met de beleggingen kunnen bemoeien.
Weer een extra keuze, maar wel één waar vraag naar is!
Bijgewerkt op 12 januari 2023.