Vernieuwing pensioenstelsel
In juni 2019 bereikten kabinet, werknemers- en werkgeversorganisaties een principeakkoord over de vernieuwing van het pensioenstelsel. In dit principeakkoord neemt het kabinet het ontwerpadvies van de Sociaal Economische Raad (SER) over. Bij de vernieuwing van het pensioenstelsel is een vaste pensioenopbouw niet meer het uitgangspunt, maar een vaste premie. Samen met het loslaten van zekerheden en het introduceren van meer keuzemogelijkheden verwacht het kabinet het pensioenstelsel robuuster en persoonlijker te maken.
Planning
Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft zich op 7 oktober 2019 per brief uitgelaten over de planning met betrekking tot alle wijzigingen (Kamerstukken II 2019/20, 32043, 499).
De planning (een streven) aangaande de vernieuwing van het werknemerspensioen is als volgt:
- eind 2019 informeert de minister de Tweede Kamer over de voortgang;
- uiterlijk april 2020 komt de stuurgroep bestaande uit het kabinet, werkgevers- en werknemersorganisaties en de adviserende leden (DNB, de AFM, het CPB, de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars) met een uitwerking;
- de minister zal vervolgens de Tweede Kamer informeren in een notitie waarin de hoofdlijnen van het vernieuwde pensioenstelsel nader worden uiteengezet;
- begin 2021 indiening wetsontwerp Tweede Kamer;
- 1 januari 2022 hervorming pensioenstelsel.
Daarnaast omvat het principeakkoord:
- maatregelen zodat werknemers gezonder de pensioenleeftijd bereiken. Eerder minder werken is al een bestaand middel daartoe, maar ook voor een levenslange ontwikkeling komt een budget beschikbaar (najaar 2019 overleg met sociale partners);
- een éénmalige opname van 10% van de waarde van het door de deelnemer opgebouwde ouderdomspensioen. Een zogenoemde lumpsum. Voor meer actuele informatie klik hier;
- een gestandaardiseerd en begrijpelijker nabestaandenpensioen, waardoor er minder snel en onbewust een dekking ontbreekt. Nu zijn de gevolgen van een ontslag, baanwissel of scheiding voor het nabestaandenpensioen vaak niet voldoende bekend. Dit kan financieel tot ongewenste gevolgen leiden. Een nabestaandenpensioen op risicobasis vervalt bijvoorbeeld bij een baanwissel, wat tot een tekort kan leiden. De Stichting van de Arbeid komt eind 2019 met een advies ‘hoe’ te standaardiseren;
- zelfstandigen moeten zich voortaan verplicht verzekeren voor de financiële gevolgen van arbeidsongeschiktheid en krijgen meer mogelijkheden pensioen op te bouwen;
- de introductie van een drempelvrijstelling. Dit houdt in dat tussen 2021 tot 2026 een inkomen tot ongeveer € 21.000 bruto per jaar is vrijgesteld van een RVU-heffing als werknemers binnen 3 jaar voor de AOW-gerechtigde leeftijd stoppen met werken en een ontslag-/transitievergoeding ontvangen (of worden vrijgesteld van werkzaamheden). Hiermee wordt een eventuele boete op vervroegd pensioen verkleind. Klik hier voor meer informatie over deze versoepeling. Een bedrag van € 21.000 benadert na heffing premie volksverzekeringen en loonbelasting een netto AOW-uitkering. Een wederzijdse vrijwilligheid van zowel werkgever en werknemer is het uitgangspunt. Uitkeringen die het maximaal vrijgestelde bedrag te boven gaan worden alleen voor het meerdere belast; en
- maatregelen om een korting van de pensioenen ondergebracht bij pensioenfondsen te voorkomen. Zie ook het artikel over de voorlopige maatregel: Uitstel pensioenkorting brengt pensioentransitie dichterbij.
Pensioenrecht adviseur Dirk-Jan Plate: ‘Zodra het akkoord van kracht is, zullen we ervaren hoe de exact inhoudelijke invulling eruit gaat zien. Pensioentransitieplan.nl geeft u actuele en achtergrondinformatie over vernieuwing van het pensioenstelsel. De informatie is toegespitst op het door iedere werkgever met de werknemers verplicht overeen te komen pensioen-transitieplan’.
Bijgewerkt op 2 juni 2020.